BLOG
Gisteren had ik een man van 65 jaar op consultatie die al zijn ganse leven kampt met een constant honger-en dorstgevoel. Héél vervelend omdat er hierdoor ook een voortdurend gevecht is met zijn gewicht en diabetes.
“En nu?” zal je misschien denken…
Door veel én de juiste vraagstelling heb ik 2 oorzaken kunnen vinden!
Zijn mama was tijdens haar zwangerschap van JP bijzonder mager. Zij moest heel veel moeite doen om iets in gewicht bij te komen. Gevolg: heel weinig vet = heel weinig leptine. Leptine is het verzadigingshormoon dat aan onze hersenen vertelt dat er genoeg reserve en dus energie is en dat we mogen stoppen met eten. Leptine wordt door onze vetcellen (voornamelijk in het wit vet) geproduceerd. Belangrijk feit hierbij is dat wat er in mama’s lichaam afspeelt tijdens een zwangerschap ook naar de foetus gaat. De foetus heeft dus, nog voor het ter wereld komt, zijn/haar lichaam ingesteld op lage leptineconcentraties. Het lichaam van de foetus denkt dus dat lage leptineconcentraties normaal zijn en stelt zijn setpoint zo in. Hoe de mama leeft tijdens een zwangerschap kan dus grote gevolgen hebben op de verdere gezondheid van het kind en de volwassen persoon.
JP heeft daarenboven op volwassen leeftijd een lange periode in zijn leven gekend van sedentarisme oftewel veel zitten en veel eten/uiteten en drinken. Gevolg: enorme toename van (wit) vet en vetopslag! De vetcellen nemen ook toe in grootte. Meer of veel vet = veel vorming van leptine. Je zou dus kunnen denken: dat is dan een goede zaak voor JP want zijn hersenen krijgen zo het signaal dat er genoeg (reserve) energie is. Maar… vaak komt een ’te-verhaal’ met een maar… Net zoals bij andere hormonen is téveel productie ervan niet goed. Want dan bekomen we het omgekeerde van wat goed is. In dit geval: teveel en te lange leptineproductie zorgt ervoor dat de receptoren voor leptine ongevoelig worden voor leptine. We worden leptineresistent. Onze hersenen zullen daarom bv. niet meer begrijpen dat er genoeg leptine voor handen is en zullen ons lichaam voortdurend aansporen te eten zodoende we zeker voldoende energie hebben.En bij JP klopte het ook op vlak van de hoeveelheid wit vet. Een (kei)harde dikke buik bv. wijst duidelijk op de aanwezigheid van wit vet. Dat is het verschil met een ‘blubber-buikje’ wat eerder bruin vet is, wat gezonder is. Maar je kan ook mager zijn en toch veel wit vet hebben; bv. visceraal vet. Dat is vet dat zich rondom de organen bevindt en dus niet zichtbaar is voor het blote oog. Toename van wit vet zorgt bovendien voor meta-inflammatie oftewel ontstekingen wat op zich weer heel veel gezondheidsnadelen met zich meebrengt.Wat ik JP heb aangeraden is focus op vetverbranding. Het gehalte aan wit vet moet naar beneden! Hoe doen we dit?